“Je moet er niet staan, je moet er komen.”
Het is een veelgebruikte cliché door trainers. Het leuke aan clichés is dat deze niet altijd serieus worden genomen, terwijl ze meestal wel kloppen.
Maar wat betekent het nu werkelijk? En hoe kan je zorgen dat je dit beter gaat uitvoeren? Ik gebruik in dit stuk het voorbeeld van een nummer 10, een aanvallende middenvelder, spelend in een 4-3-3. Zoals vaker, gaat het om principes, en dit voorbeeld is dan ook van toepassing op andere posities.
Te diep
Wanneer een aanvallende middenvelder te diep komt te staan, kan dat zijn omdat deze op lopende momenten niet wordt ingespeeld. Als de speler daarna niet verder beweegt, is de situatie vrij makkelijk op te lossen voor de tegenpartij.
Laten we stellen dat beide teams spelen in een 4-3-3. Achterin staat het centrale duo dus tegenover één spits. Zij lossen dit op door te kiezen voor het spelen met een voorstopper, en een vrije verdediger. Dit betekent dat deze de aanvallende middenvelder op kan pakken bij diepgang.
De 10 moet spelen met de ruimte, om te zien wat de tegenstander van plan is. Gaat de verdedigende middenvelder helemaal mee, of geeft deze de speler over bij een loopactie? En zo ja, ter hoogte van welk punt? Door een paar keer heen en weer te lopen kan de 10 zien hoe de tegenpartij reageert.
Dit wordt vervolgens een belangrijke ruimte, namelijk die tussen de linies. Ik schreef ooit over het onderwerp en beschreef toen een oud voorbeeld van Luuk de Jong, die toen nog voor FC Twente speelde. Hij bewoog constant tussen de 6 en de 4 van de tegenstander, waardoor hij los kon komen.
Hoewel hij het niet deed met de bedoeling om tussen de linies aan de bal te komen, is dat natuurlijk ook een optie. Hoe dan ook, wat je wilt bereiken is dat de vrije verdediger en de verdedigende middenvelder moeite hebben met het oplossen van de situatie.
Een seconde is genoeg om aan de aandacht van de twee te ontsnappen, waarna de 10 zomaar toe kan slaan voor de goal. Zowel de 6 als de 4 van de tegenpartij zullen bij balbezit aan de zijkant willen kijken naar die situatie. Dit zijn vaak de momenten voor een loopactie in de diepte.
Aan de bal
Als de 10 schuin achter de 6 van de tegenpartij kan bewegen, is dat een lastig te verdedigen situatie. De afweging van de tegenstander is dat het volgen van de aanvallende middenvelder door de eigen 6 betekent dat deze wordt weggetrokken. Beweegt de 10 schuin weg, dan moet de 6 mee.
Dit biedt de kans om met een rechte pass vooruit de spits te vinden. Met bewegende mensen om de spits heen, en de aanvallende middenvelder die op een kans in de diepte wacht, kan ook dit moeilijk zijn. Een andere middenvelder zal die pass eruit moeten halen, door in die lijn te gaan staan.
Ontvangt de 10 de bal wel schuin achter de verdedigende middenvelder, dan kan deze met de bal richting de verdediging. De vrije verdediger moet inschatten wanneer deze moet uitstappen. Wacht deze te lang, dan heeft de 10 alle tijd voor de steekpass naar één van de aanvallers.
Deze situatie, waarbij een tegenstander op snelheid de 3 tegen 3 of 4 tegen 4 kan uitspelen, moet worden voorkomen. Als aanvallende middenvelder is dat juist de situatie waarin jij moet zien te komen.
Heb geduld, blijf de loopacties maken. Wees bewust van het feit dat je met en zonder bal voor gevaar kan zorgen. Sta je te diep, dan speel je als het ware jezelf uit de wedstrijd.
Je moet er komen, en niet staan. Dat is een simpele herinnering dat je constant in beweging moet zijn.
Geschreven door: Freddy Gomes