Keepers zijn gek.
Dit hoor je vaak in het voetbal. Keepers zijn inderdaad aparte types. Binnen het voetbal zijn dit de buitenbeentjes. Zij hebben een ander vak dan de rest van de leden van de selectie.
Keepers zijn in veel gevallen de schlemiel of de held van het team. Fouten zijn voor keepers fataal, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de spits die meerdere grote kansen kan en mag missen. Een keepers fout betekent bijna altijd een doelpunt tegen, en dat kan een nederlaag betekenen.
In Vanaf welke leeftijd mag je Voetballen, schreef ik over mijn eerste dag bij mijn eerste voetbalclub. Ik wou graag aan de slag als keeper. Helaas had het team al een vaste keeper, waardoor ik koos voor een plekje voorin. Ik was toen 7, maar de wens om ooit te gaan keepen is nooit verdwenen.
Die kans kwam alsnog toen ik 29 was.
De laatste jaren van mijn voetbalcarrière waren niet al te best. Ik twijfelde te veel of het nog wel was wat ik wilde doen. In mijn laatste seizoen, het kampioensjaar met Zwaluwen uit Vlaardingen, had ik ook nog eens behoorlijk last van mijn lies. Ik was pas 28, maar het was tijd om te stoppen. Een betere voetballer worden zat er in die fase niet meer in, onder meer vanwege de vele twijfels.
Na een jaar van niets doen op zaterdag, waren een aantal vrienden van plan om een vriendenteam te starten. Ik zei al snel ja. Maar op een voorwaarde: Ik zou de keeper van het elftal worden. 22 jaar na die eerste dag zou het alsnog gaan gebeuren. De twijfels van mijn teamgenoten nam ik weg tijdens een toernooi voor het seizoen. Ik had laten zien dat ik serieus wilde leren keepen.
Dat ging zeker niet zonder het maken van fouten. Logisch, want ik had een hoop te leren. Ik was nog steeds voetballer, maar als keeper was ik aan iets nieuws begonnen.
In onze eerste oefenwedstrijd ging ik bovenop de bal liggen. Geen goed idee. De bal kwam los, en de spits kon deze zo intikken. Een paar weken later speelden we voor de beker. Een goede ingedraaide corner kwam op mij af, en ik tikte deze zo in eigen doel.
Ons vriendenelftal had kwaliteit, maar we waren geen team. In Bodegraven gingen we met dubbele cijfers onderuit. De eerste competitiewedstrijd kreeg ik er 7 tegen. We hadden veel werk te doen om het doel van kampioen worden te kunnen verwezenlijken. Gelukkig was ik optimistisch. Ik dacht niet aan stoppen. Wel waren er een tijdje twijfels over of ons vriendenteam het zou gaan overleven.
In het eerste seizoen hadden we een hoofdtrainer, en een assistent-trainer. Een ongelooflijke luxe op dat niveau, want de twee vormden een heel goed duo. Zo kon (en moest) ik mij volledig richten op het leren van het vak. Dit begon met de nodige nederigheid. De vele tegengoals en blunders hielpen daarbij, want ik moest beseffen dat ik na al die jaren weer op 0 was begonnen.
Het leek er vanaf het begin op dat ik een goede keeper zou kunnen worden. Nu was het tijd om met een instelling aan het werk te gaan die ervoor zou zorgen dat ik de eventuele potentie die er was, zou kunnen benutten. Die potentie kwam overigens vooral uit het feit dat ik heel graag een betere keeper wou worden. Ik was daarom bereid om er veel voor te doen.
Vooruitgang is niet altijd zichtbaar. Vooral niet in een wereld van scorebord journalistiek. Wie wint is goed, wie verliest is troep. Zo werkt het niet. Niet in de sport, niet in het leven. Goede dingen hebben tijd nodig, en het kan even duren voor bepaalde processen leiden tot resultaat. Dat eerste seizoen was een drama. Maar het maakte ons wel beter.
Ik weet niet meer hoeveel goals ik tegen kreeg. Wel weet ik nog dat ik op een dag besefte dat een tegengoal niet het einde van de wereld betekende. In plaats van mijn verdediging uit te schelden vanwege een goal tegen, moest ik de rust bewaren. Misschien kon ik situaties voor zijn door deze aan te coachen. Het moest in ieder geval anders, want mijn gedrag droeg niet bij aan verandering.
In seizoen twee nam ik voor na een goal tegen niet direct te reageren op het team. Dit lukte niet altijd. Uit tegen Bodegraven waren we uit op revanche voor de zware nederlaag. Onze aanvoerder liet zijn man lopen, die vervolgens kon uithalen rond de 16. De bal vloog zo langs mij heen de goal in. Captain of niet, hij kreeg het flink van mij te horen!
We wisten de wedstrijd wel te winnen. Het was opnieuw een bevestiging van onze vooruitgang. Toch werd het weer een moeilijk seizoen. We eindigden opnieuw onderaan, en wederom mocht ik tientallen keren de bal uit het net vissen. Maar ik werd langzaam aan wel een betere keeper. Zelfs zo dat het team mij aan het einde van het seizoen uitriep tot beste speler.
In seizoen drie kwamen we uit in de Reserve 5e Klasse Zaterdag. Naast mijn rol als keeper was ik nu ook de trainer van de ploeg. Ondanks het feit dat ik veel met het team bezig was, had ik steeds beter geleerd dat ik als keeper heel anders het veld in moest. Als speler nam ik graag risico met mijn manier van spelen.
Als buitenspeler mocht ik acties maken, en accepteerde het team dat ik de bal kon verliezen. Als middenvelder hield ik van de moeilijke pass. Deze kon zorgen voor gevaar, maar leverde in veel gevallen balverlies op. Een wereld van verschil met de rol van keeper. Elke fout is daar dodelijk. Ga je als keeper slecht een wedstrijd in, dan kan dat al een nederlaag betekenen.
Het is waarom je keepers ziet die een hele andere wedstrijdvoorbereiding hebben. Het is een andere focus, één die baat heeft bij stilte en eenzaamheid. Keepers zijn een beetje gek omdat zij bewust kiezen voor een rol waarin werkelijk niets fout mag gaan. Wie beseft dat dit onmogelijk is, en er toch gaat staan, is inderdaad niet helemaal goed.
Ondertussen zie je spitsen op Champions League niveau 3 grote kansen missen, er één maken, en toch uitgeroepen worden tot Man of the Match. Een keeper met 3 goede reddingen en één blunder kan er niks van.
Juist dit maakt het zo een bijzondere positie. Ik ben blij dat ik het heb mogen ervaren.