Een pass is een bal die door de ene medespeler wordt ingespeeld, bestemd voor een andere medespeler. Dit kan een bal zijn over 5 meter, of over 35 meter.
Het verbeteren van de passing van elke speler is belangrijk voor teams die verzorgd voetbal willen spelen. De opbouw van achteruit heeft daarom een tactisch deel, en een technisch deel, in de vorm van de kwaliteit van de passing.
Fouten in de passing tijdens het opbouwen kan leiden tot gevaar in de eigen 16, en zelfs tegengoals. Spelers die veel werken aan het verbeteren van de korte én lange pass, krijgen meer vertrouwen aan de bal en maken minder fouten. Tegelijk moeten spelers leren dat risicovolle ballen niet altijd hoeven te worden ingespeeld.
In een eerder stuk over passen en trappen, schreef ik over de Y-vorm. Dit is de meest gebruikte oefenvorm voor het trainen van het passen en trappen. Ik zal hieronder een andere vorm beschrijven, maar ook kort terugkomen op de Y-vorm.
Tijdens het opwarmen
Pass- en trapvormen kunnen onderdeel zijn van de warming-up van de groep. Zo kan je ervoor kiezen de groep maar een paar keer heen en weer laten gaan in de breedte van het veld. Vervolgens kan het passen en trappen starten. Door klein te beginnen met bijvoorbeeld de Y-vorm, kan de warming-up worden afgemaakt.
Spelers kunnen zelfs de oefeningen uitvoeren tijdens het lopen van pion naar pion, na het inspelen van de bal. Hierna kan de inspeeloefening worden uitgebreid, en kan de intensiteit worden verhoogd. Ook het veld steeds groter en langer maken is een optie.
Vaak begint een training met een kleine rondo, terwijl iedereen zich verzamelt op het trainingsveld. Na een korte warming-up kan de groep weer de rondo hervatten, of ingedeelde rondo's/positiespelletjes uitvoeren. Je kunt hierbij kiezen voor mensen die bijvoorbeeld een minuut in het midden blijven, of wisselen bij een onderschepping.
De vierkant
Een voorbeeld van een andere oefenvorm is de vierkant.
De bedoeling is de bal rond te laten gaan in deze ruimte. Zet een vierkant af met behulp van pionnen. Bij elke pion kunnen twee spelers gaan staan. Begin de oefening met één bal. Een speler start de oefening, door een pass recht vooruit te geven naar een speler bij die pion.
De ontvanger zorgt voor een kaats, waarna de speler die in eerste instantie heeft ingespeeld, een schuine pass geeft naar de volgende pion. De eerste kaatser sluit aan bij die speler, die zelf ook met een kaats de bal klaarlegt voor de inlopende speler. Opnieuw volgt een schuine pass naar de volgende speler.
Zo gaat de oefening door, en kunnen diverse kleine conditionele elementen worden toegevoegd. Gaat de oefening lekker, dan kan er een tweede bal in, wat wel betekent dat de oefening een stuk sneller en nauwkeuriger zal moeten worden uitgevoerd. Spelers zijn dan continue in actie.
Naast bovenstaande oefenvormen kan de passing ook eenvoudig worden getraind door spelers vrij aan de slag te laten gaan. Dan kan de groep dribbelen, inspelen, aannemen etc. Alle vormen kunnen zo groot worden gemaakt als nodig.
Een idee voor het trainen van de lange bal het spel koffiemolen. Met dit spel train je een lange pass, de voorzet en het afwerken. Een goede oefenvorm, en erg leuk voor de groep aangezien er een winnaar uitkomt. Ik zal deze binnenkort uitleggen.
Lees Hier Meer: