Doordekken gebeurt op het moment dat een speler van het verdedigende team in voorwaartse richting gaat, op zoek naar de (directe) tegenstander, om deze onder druk te zetten.
Een voorbeeld is het moment dat een centrale verdediger besluit om vooruit te lopen wanneer de diepe spits van de tegenpartij inzakt en op het middenveld terecht komt. Op momenten dat de gehele laatste linie naar voren loopt, noemen we dit opschuiven.
Keepers coachen dit vaak aan door “vooruit, vooruit” te roepen vanuit de eigen 16. In het geval van één speler die besluit om een paar meter op te schuiven om de tegenstander op te zoeken, wordt dit dus het doordekken genoemd.
Angst of afspraak
In een stuk over de Nummer 4, schreef ik over mijn goede herinneringen aan het spelen op de positie van inschuivende centrale verdediger. Vanwege een schorsing voor onze centrale verdediger, besloot mijn toenmalige trainer mij een aantal weken met dit rugnummer te laten spelen.
De bedoeling was dat ik vooral op het middenveld te vinden zou zijn. Dat ging drie wedstrijden erg goed. Maar thuis tegen Fortuna Sittard werden we vanaf het begin weggespeeld. En dus durfde ik niet door te dekken. Ik bleef in de achterste linie lopen, terwijl ons middenveld werd overlopen.
De nummer 10 van de tegenstander had hierdoor vrij spel, en kon zijn gang gaan. Ik was opgesteld op die positie om door te schuiven, en dus ook om door te dekken. Doorschuiven in balbezit voelde natuurlijk aan, en daar lag mijn kracht. Doordekken was een ander verhaal.
Wanneer een speler niet door dekt, is het een kwestie van angst of het gevolg van gemaakte afspraken. Is de afspraak juist dat spelers moeten doordekken, dan zal er vaak overal op het veld druk worden gezet op de tegenstander. Zo wordt het lastig voor de tegenstander om op te bouwen van achteruit.
Dekken spelers niet door dan ontstaat er meer ruimte voor de tegenstander, en kan er makkelijker de vrije man worden gezocht. Als dit de afspraak is, is het geen probleem, zolang iedereen weet op welke hoogte van het veld er wél druk wordt gezet op de tegenstander. In dat geval zal het gehele team inzakken tot op die hoogte.
In het geval van mijn oude vriendenteam, hadden we met name in seizoen 1 moeite met tactische zaken. Tegenstanders die kozen voor verzorgend voetbal hadden aan ons een heerlijke tegenstander. Wij konden geen druk zetten, en wisten ook niet goed in te zakken. Hierdoor ontstonden overal gaten, en was er nergens druk op de bal.
Tegenstanders konden alles doen. Het middenveld van de tegenstander kreeg tijd voor de beslissende pass, waarna de verdediging de schuld kreeg van een tegengoal. Later leerde de groep hoe moest worden ingezakt, zodat wij compact konden verdedigen. In plaats van doordekken, koos ik meestal voor het doorgeven van een tegenstander.
Er waren momenten van druk vooruit, maar deze waren meestal vooraf afgesproken. Dit betekende dat er ook moest worden door gedekt, zodat iedereen bijna één op één druk kon zetten vooruit. Dit voor elkaar krijgen heeft een tijdje geduurd. Er is veel tijd nodig om het tactisch vermogen van een ploeg te verbeteren.
Om het doordekken erin te krijgen, en in het algemeen het druk zetten, moet er geen angst in de ploeg zitten. Het team moet het vertrouwen voelen om dit goed uit te voeren. Fouten moeten worden gezien als onderdeel van het groeiproces.
Houd wel rekening van de gevolgen van het doordekken en zaken als het hoog druk zetten. Zo is het fijn als je kan beschikken over een keeper die zich ook prettig voelt buiten de eigen 16.
Lees Hier Meer: