Spelers op de 6 positie komen, om aanspeelbaar te zijn, meestal naar de bal toe.
Bij het ophalen van de bal passeren zij de voorste speler van de tegenstander. Die vindt het meestal best, zeker als dat team niet van plan is om hoog druk te zetten.
Dat de tegenpartij daar niet altijd op reageert is logisch. Want wat gaat de verdedigende middenvelder daar in balbezit doen? Het is alleen zinvol als die speler een pass in de benen heeft die het centrale duo niet kan geven.
Een uitzondering is een team dat bewust de verdedigende middenvelder laat uitzakken. Deze komt dan tussen het centrale duo te staan in de opbouw. De backs kunnen dan nog hoger gaan staan. Deze veranderingen in posities kunnen problemen veroorzaken bij de tegenpartij.
Of je nu met één of twee nummers 6 speelt, in de opbouw wil je het liefst een bal tussendoor kunnen geven. Dat kan niet altijd. Als de tegenstander goed staat, is die passlijn gesloten. Spelers moeten het geduld op kunnen brengen om op het moment te wachten.
Chelsea
Chelsea-coach Enzo Maresca ziet zijn twee verdedigende middenvelders liever weg blijven van de bal. Hij wil dat het duo in de rug van de spits en/of aanvallers van de tegenstander gaat staan. Zij moeten daar zoeken naar een passlijn, of in ieder geval doen alsof.
Maresca legt uit dat op hij dit vraagt omdat zij of aanspeelbaar zijn, of de tegenstander naar zich toe lokken. Zij hebben dus ook een rol in die positie als zij de bal niet ontvangen. Lukt het om de verdedigende middenvelder(s) van de tegenpartij te lokken dan ontstaat er ruimte voor anderen.
Een voordeel van de twee naast elkaar is de afleiding voor de tegenpartij wanneer er beweging is. Johan Cruijff was geen voorstander van opbouwen met twee middenvelders voor de verdediging. Hij was van mening dat de twee elkaar blokkeerden en daarbij de tegenstander hielpen.
Daar zit natuurlijk wat in. Omdat de twee vaak te statisch voetballen, en het liefst in positie blijven, wordt het opbouwen lastig. De Chelsea trainer vraagt om het bewegen van de bal af. Daarnaast moeten zij bewegen om elkaar aan de bal te kunnen krijgen.
Een passlijn zal er tegen een goed georganiseerde tegenstander niet altijd zijn. Daar moet je voor zorgen. Hoe meer zij bewegen, hoe meer een tegenpartij moet praten om de passlijnen te sluiten. Bij veel beweging wordt die opgave te lastig.
Voor Maresca zijn de twee zessen bij balverlies net zo belangrijk. Hij benadrukt dat zij bij balverlies meteen moeten reageren. Hoewel ze dus van de bal af moeten bewegen, moeten zij tegelijk zorgen dat ze niet te diep gaan staan. Doen ze dit wel, dan is bij balverlies de afstand te groot.
Het wil niet zeggen dat je nooit helemaal in de bal mag komen. Belangrijk is dat je het gaat afwisselen. Daarbij de juiste momenten herkennen maakt je spel een stuk beter.
Lees Hier Meer: