De meeste trainers, en dus ook jeugdtrainers, zullen een favoriete 11 in gedachten hebben.
Dat is het elftal dat het beste bij elkaar past, in de ogen van de trainer. Een coach zal zo vaak mogelijk met die 11 aan de aftrap willen staan. Verschillende dingen kunnen dat voorkomen.
Blessures en schorsingen zijn de meest voorkomende redenen waarom trainers zich moeten aanpassen. Het gaat de laatste jaren ook veel over het rouleren. Selecties zijn zo groot, en de verschillen tussen de spelers zo klein, dat trainers iedereen regelmatig moet laten spelen.
Dat wordt in de top natuurlijk gedreven door de overvolle speelkalenders. Als het gaat om de jeugd, is er een belangrijke reden waarom trainers lang niet altijd met die 11 kunnen beginnen en eindigen. Het werk van de jeugdtrainer is namelijk het ontwikkelen van spelers, en daar horen wedstrijden bij.
Spelers worden beter door het spelen van wedstrijden. Het liefst wedstrijden waarin iets op het spel staat, en waarin de tegenpartij redelijk gelijkwaardig is.
Met mijn vriend de jeugdtrainer had ik het een keer over het rouleren bij jeugdteams. Hij vertelde dat hij niet denkt in een basisteam. Ouders zijn daar volgens hem veel mee bezig. Die denken echt in een beste 11, waar het eigen kind vanzelfsprekend onderdeel van is.
Hij is als jeugdtrainer bezig met het beter maken van zijn spelers. Natuurlijk ziet hij dat de ene speler meer aspecten van het spel moet ontwikkelen dan een ander. Maar op het moment dat hij een basis kiest, en de rest een stuk minder aan bod komt, worden ze niet beter.
O13 vs O19
Toen hij de O13 trainde, kreeg hij soms vragen van ouders waarom speler A of speler B een basisplaats kreeg. Op die dagen was te zien dat de betreffende speler moeite had met het niveau. Hij deed dan zijn best om die ouders uit te leggen dat het zijn werk is juist die spelers beter te maken.
Door die bewuste keuzes te maken kon hij na een tijd zijn gehele spelersgroep inzetten zonder dat er grote verschillen zichtbaar waren. Dat kwam goed van pas op dagen dat hij geen andere keus had vanwege de afwezigheid van spelers. Hij werkte hier onder meer aan door jongens te koppelen.
Dat betekende het opstellen van een speler die minder ver was in de ontwikkeling, naast een speler die wat verder was. Twee spelers naast elkaar centraal achterin, of op het middenveld. Zijn focus op het ontwikkelen van de gehele spelersgroep bezorgde alle betrokkenen een prachtig jaar.
Met de O19 is zijn werkwijze overigens anders. Het verschil is dat hij hier werkt met spelers vanaf 17 jaar, in plaats van 12-jarigen. In de O19 moeten spelers de laatste stap maken voor ze naar het seniorenvoetbal gaan. Hier hoort het selecteren bij.
Ontwikkelen blijft belangrijk, maar het gebeurt op een andere manier. Hij verwacht als trainer terecht dat spelers op deze leeftijd beter en sneller in staat zijn de feedback te verwerken. Spelers die niet genoeg laten zien dat zij het weten op te pakken, lopen het risico op de bank te eindigen.
Die moeten daarna op trainingen en in oefenwedstrijden laten zien dat ze beter worden. In deze leeftijdscategorie werkt hij wel naar een basis toe. Spelers worden steeds meer gewezen op de eigen verantwoordelijkheden.
Zijn succes bij de O13 kwam door de focus op de ontwikkeling van individuele spelers. Dat was zijn doel. Dat leverde het team een kampioenschap op. Anderen maken de fout om het kampioenschap als doel te stellen. Hiervoor offeren zij de individuele vooruitgang van spelers op.
Denk bij de jeugd niet in een basis. Dat hoort bij teams die moeten presteren. Kinderen moeten zich ontwikkelen. Die ontwikkeling leidt mogelijk tot goede prestaties.
Het kan een subtiel verschil lijken, waardoor het voor jeugdtrainers niet makkelijk is. Wie dit beheerst maakt kleine voetballers beter. Dat is waar het om draait.
Lees Hier Meer:
Geschreven door Freddy Gomes