Bij Excelsior speelden we in de jeugd altijd 4-3-3. Bij het tweede elftal was dit niet anders. Ik had eigenlijk nooit in een ander systeem gevoetbald.
Na de C-tjes (O14), toen ik ook nog veel als spits speelde, ging ik vooral spelen aan de rechterkant. Vanaf de B (O16), speelde ik als rechtshalf, rechtsbuiten (in de O14 al) daarna een tijdje als rechtsback. Dat was mijn positie toen ik voor het eerst naar de A-tjes (O18) ging.
Het was voor mij een goede manier om te wennen aan het hogere niveau. Op welke positie ik ook speelde, het was altijd in 4-3-3. Na jaren van spelen in hetzelfde systeem weet je zelfs op verschillende posities wat er van je wordt gevraagd.
Wennen aan 4-4-2
Dit veranderde toen ik de overstap maakte naar de amateurs van SVVSMC. Voor het eerst ging ik hierdoor spelen in een ander systeem. In het elftal van trainer John de Wolf werd 4-4-2 gespeeld. Gelukkig had ik jaren naar David Beckham gekeken, één van mij favoriete spelers.
Als liefhebber wist ik hoe het systeem van Alex Ferguson werd uitgevoerd. Toch moest ik wennen aan de manier van spelen, en er viel nog veel te leren. Daarnaast had ik te maken met de overgang naar de amateurs, wat een andere wereld was in vergelijking met een tweede elftal.
Als speler aan de rechterkant van het middenveld, was ik in feite zowel rechtshalf als rechtsbuiten. Dit was mede afhankelijk van hoeveel balbezit we als team hadden, en hing af van waar de tegenstander pijn kon worden gedaan.
Het was daarom voor mij wel een fijne positie, die beter bij mij paste dan het spelen als pure buitenspeler. Ik werd veel meer betrokken bij het spel, al was het niet altijd omdat ik aan de bal kwam. Als buitenspeler ging het spel soms minutenlang aan mij voorbij.
In het 4-4-2 systeem was daar veel minder sprake van. Tactisch gezien was het wennen aan het positie kiezen. Ik was gewend om in balbezit breed te gaan staan, terwijl dat in dit systeem zeker niet altijd wordt gevraagd. Het is in deze positie een kwestie van er komen in plaats van er staan.
Door eerst tussen de linies te gaan lopen, ontstaat er ruimte voor anderen. De tegenstander moet reageren. Als ik eerst in de buurt van de back liep, was de kans groot dat deze zou volgen als ik in de bal kwam op het middenveld. Deed de back dit niet, dan moest een middenvelder mij oppakken.
Momenten
Dit maakte het een positie waar het kiezen van momenten belangrijk was. Als buitenspeler kom je niet veel aan de bal, maar mag je wel de actie maken als je eenmaal aan de bal bent. Vooral als dit is op de helft van de tegenstander aan de zijlijn. Er staan dan nog voldoende mensen achter de bal.
Het uithangen van de speelse rechtsbuiten kan niet wanneer je op het middenveld in balbezit komt. Op die plek de bal verliezen kan meteen gevaar opleveren. Teamgenoten lopen misschien net naar voren, en bevinden zich daardoor uit positie.
Dit zijn momenten dat het houden van balbezit cruciaal is. Gewoon kiezen voor een simpele oplossing, waarna het elftal verder op kan schuiven naar voren. Kom je hoger op het veld opnieuw in balbezit dan kan je misschien een andere keuze maken.
Na een aardige voorbereiding stond ik de eerste competitie wedstrijd nog in de basis. We verloren thuis in een slechte wedstrijd, en ik zou een tijdje uit de basis verdwijnen.
Ik speelde vervolgens het grootste deel van het seizoen in het tweede elftal, waar ik verder kon wennen aan het spelen in 4-4-2. Hetzelfde systeem, maar een iets andere speelwijze. Als 10 speelde ik achter de twee spitsen. Een heerlijke positie, waar ik veel plezier aan beleefde.
In de twee seizoenen daarna zou ik in de Hoofdklasse leren wat overleven betekent. Op rechts en links in onze 4-4-2 werd er veel van mij gevraagd. Het maakte mij een betere middenvelder.
Geschreven door: Freddy Gomes