Tegenwoordig speelt de eerste keeper van een team vaak met rugnummer 1. Dit nummer werd vroeger toegewezen aan de keepers omdat zij de eerste speler zijn in de rij van 11 basisspelers.
Nummers van 1 tot 11 vormden het team dat aan de aftrap begon. Sterker nog, wissels bestonden er toen nog niet. Vanaf de keeper, de speler met nummer 1 ging het nummeren naar verdediging, middenveld en aanval.
Er zijn echter ook voorbeelden uit het verleden van nummers op alfabetische volgorde.
Een mooi voorbeeld hiervan is het WK 1974. De keeper van Oranje, Jan Jongbloed, stond met rugnummer 8 (!) in de goal. Nummer 1 was voor Ruud Geels, één van de spitsen van het Nederlands Elftal. Een uitzondering voor de alfabetische volgorde werd natuurlijk gemaakt voor Johan Cruijff, die zoals gewoonlijk speelde met zijn nummer 14.
In de meeste gevallen zijn de nummers 1, 12, 13 en 16 in een selectie gereserveerd voor de keepers. Bij grote toernooien zoals WK's zien we deze vaste nummers vaker terugkomen. Dan is het nummer 23 bijvoorbeeld bestemd voor de keeper die de rol van 3e keeper in de selectie bekleed.
Zelfs landen die gebruik maakten van alfabetische volgorde voor de nummers, maakten regelmatig een uitzondering voor de keepers in de selectie. Die landen vonden dat de keeper met nummer 1 in de goal hoorde te staan, en dat ook de reservekeepers traditionele nummers moesten dragen.
Bij clubs zien we minder vaste nummers. Net als veldspelers kunnen ook keepers een voorkeur hebben voor een bepaald nummer. In de Champions League finale van 2023 speelden Manchester City tegen Inter Milan. Geen van de keepers speelden met rugnummer 1.
City's Ederson had nummer 31, en aan de andere kant stond Onana met nummer 24 te keepen. Een vroege uitzondering op de nummer 1 was het voorbeeld van de Portugese keeper Vitor Baia. Nummer 1 was na de tijd van de nummers op alfabetische volgorde een ware traditie geworden.
Baia stond echter in de CL-finale van 2004 met FC Porto onder de lat met het bijzondere nummer 99. Spelers kregen door de jaren heen steeds meer vrijheid bij het kiezen van de eigen nummers. Hoge nummers bij keepers zien we dan ook op basis van het eigen geboortejaar, of andere sentimentele redenen.
De Mexicaanse keeper Ochoa koos voor zijn eerste seizoen bij Standard Luik in België voor nummer 8. Dit had te maken met zijn achternaam, dat lijkt op 8 in het Spaans. Een heel bijzonder voorbeeld zagen we in het verleden ook in Italië.
Bij nummer 10 denken we normaal gesproken niet aan keepers. Lupatelli, keeper van Chievo Verona, speelde daar echter twee seizoen met het rugnummer van mooie aanvallende middenvelders. Bij dezelfde club speelde middenvelder Jonathan de Guzman ooit met nummer 1.
In de meeste gevallen zien we dus de eerste keeper nog steeds met nummer 1 onder de lat staan. Dit zal steeds meer veranderen, tot er nog maar een klein groepje onderdeel is van die traditie. Ook keepers zullen steeds meer een eigen keuze gaan maken, en rekening houden met het eigen merk.
Lees Hier Meer:
Geschreven door: Freddy Gomes