Voor deze oefening heb je nodig:
- Minimaal vier pionnen
- Voor elke speler een bal
Zet met de pionnen een vierkant uit. Hoe groter de groep, hoe groter de ruimte.
Geef elke speler een bal. De spelers krijgen de opdracht om lekker met de bal te gaan dribbelen in de ruimte. Zij moeten elkaar hierbij zien te ontwijken.
Vervolgens krijgen zij eenvoudige opdrachten die ze uit moeten voeren. Zo kan je beginnen met een kap achter het standbeen. Bij deze actie moet een rechtspoot de bal achter het linkerbeen meenemen in een andere richting. Een linkspoot neemt de bal mee achter het rechterbeen.
Dit voeren zij nog steeds uit in een dribbel, op een rustig tempo. De nadruk ligt op het technisch goed uitvoeren van de oefeningen en het ontwijken van elkaar. Daarna kan je verder met kappen en draaien. Laat de spelers hiervoor kappen met de buitenkant van de voet.
Bij deze actie moeten spelers om de eigen as draaien. Hierna dribbelen ze verder in de andere richting. Ook nu moet dit vooral technisch goed worden uitgevoerd, het tempo doet er niet toe. De oefenvorm kan je uitbreiden met zoveel bewegingen als je wilt.
Zo kan je een schaarbeweging toevoegen, of oefeningen met de onderkant van de voet.
Dribbelen en Drijven
Het verschil tussen dribbelen en drijven is vooral het tempo. Bij drijven komt een hogre snelheid kijken, en daardoor minder balcontacten. Voeg het drijven toe in het tweede deel van de oefenvorm, zodat spelers na de acties snelheid moeten maken.
Dan voeren de spelers dezelfde oefeningen uit, maar dan moeten ze aanzetten. Neem de eerste actie, met een kap achter het standbeen. Na het kappen moeten spelers snelheid maken, alsof ze een tegenstander passeren.
Met het maken van snelheid wordt het moeilijker om elkaar te ontwijken. Dat is de bedoeling. Werk je met beginners, stel het drijven met de bal nog een tijdje uit. Van een groep die wat verder is mag wel worden verwacht dat zij dit op een hoger tempo goed uit kunnen voeren.
Passen en Kaatsen
Na het dribbelen en drijven kan de oefenvorm worden aangepast. Door de helft van het aantal spelers de bal af te pakken, moeten een aantal spelers de bal gaan vragen. De spelers lopen door elkaar heen, waarbij de helft een bal heeft en de andere helft niet.
Spelers zonder bal gaan op zoek naar een moment om de bal te vragen aan een medespeler. De inspeler vraagt bij het passen om een kaats. De ontvanger kaatst de bal en zet aan in de ruimte. Daarna gaat deze opnieuw bij een medespeler op zoek naar de bal.
Dit onderdeel kan worden uitgebreid met de optie voor het aannemen, doordraaien en daarna aanzetten.
Lees Hier Meer:
Wat is vrijlopen en hoe doe je dat?
Geschreven door: Freddy Gomes, oud-voetballer op niveau en oud-trainer van een vriendenteam. Ik speelde 7 jaar voor Excelsior Rotterdam. Vanaf de C-jeugd (O14) tot aan het tweede elftal. Later speelde ik een aantal seizoenen in de Hoofdklasse. Als trainer werd ik kampioen met mijn vriendenteam in de Reserve 5e Klasse Zaterdag. Ik was tevens de keeper van dat team.